Geen doctorsraad voor kunstenaars!

Er zijn kunstenaars die voor hun werk heel graag een beetje wetenschappelijke erkenning zouden willen ontvangen. Niet alleen dat zij met hun werk een bijdrage willen leveren aan intellectuele en maatschappelijke discussies, ook vinden sommigen het vreemd dat een kunstwetenschapper wel op de artistieke vruchten van een kunstenaar kan promoveren terwijl zij zelf met hun eigen werk niet in aanmerking komen voor een doctorstitel. Er zijn ook wetenschappers die er van buiten best een beetje artistiek uitzien, maar of die nou ook meteen kunstenaar willen zijn? Of het moeten postmoderne wetenschappers zijn die met hun accent op het subjectieve en tekstuele karakter van hun beschouwingen eerder literatuur bedrijven dan de werkelijkheid beschrijven.
Begrijpen kan ik het wel maar ermee instemmen... nee, dat niet.

Er zijn natuurlijk sterke overeenkomsten tussen de autonome kunst en de vrije wetenschap. Beide vakgebieden bestaan bij de gratie van creativiteit, gebaseerd op een combinatie van ars en ingenium, vaardigheden en inspiratie, rede en intuïtie of hoe je het ook wil noemen. Zowel kunstenaar als wetenschapper zien zich voor problemen gesteld waarvoor ze vanuit een open, non-conformistische houding, nieuwe en oorspronkelijke oplossingen proberen te vinden. Het creatieve proces verloopt in kunst en in wetenschap op vergelijkbare wijze. Simpel gesteld: er is een uitgangssituatie waartegen zich een probleem of opgave aftekent, er wordt wat gebroed en geprobeerd, dan dient zich plotsklaps bij wijze van inval een oplossing en uitwerking aan, waarna tot slot gekeken wordt of het allemaal klopt en naar genoegen is. Zo niet, dan proberen we het allemaal nog eens opnieuw. Kunstenaar en wetenschapper kennen beiden de gedrevenheid, de passie en de overgave die gepaard gaan met het bewustzijn dat kunst en wetenschap de belichaming zijn van het hogere, het absolute, het oneindige en het volmaakte.

Toch zijn er ook verschillen tussen kunst en wetenschap. Die zijn zo groot dat het niet houdbaar is ze aan elkaar gelijk te stellen. Het gaat de wetenschapper om de omschrijving en verklaring van de werkelijkheid. Hoe ingewikkeld dat in de praktijk ook is, de werkelijkheid is hier het ervaringsobject dat reeds bestaat en door zorgvuldig onderzoek letterlijk wordt ont-sloten en ont-dekt. De wetenschapper beeldt af, bepaalt en sluit uit. Voor de kunstenaar ligt dat heel anders. Hij drukt een werkelijkheid uit, en wel zijn eigen werkelijkheid die hier fungeert als expressiemogelijkheid. Hij brengt een werkelijkheid voort, bezielt haar en schenkt haar aan de wereld. De kunstenaar verbeeldt, verruimt en sluit in. Maar er is meer. In de wetenschap wordt met de verklaring van een thema, aanspraak op waarheid gemaakt. Doordat inzichten voortschrijden zijn wetenschappelijke verklaringen tijdgebonden. In de kunst gaat het juist om de persoonlijke vorm waarin het thema wordt uitgedrukt en waarmee een aanspraak op schoonheid wordt gedaan. Een schone vorm is genietbaar door de tijden heen, zij is tijdloos.

Vanwege al deze verschillen moeten kunstenaars maar gewoon kunst maken en zich niet teveel op de actualiteit betrekken. Zij moeten zich omwille van maatschappelijke erkenning al helemaal niet in een keurslijf laten persen om een doctorsgraad te behalen.Voor je het weet wordt die een keurmerk voor het ‘echte’ kunstenaarschap. Laten wetenschappers zich met de hoogste pretenties blijven inspannen om universele verklaringen te vinden voor de verschijnselen in onze wereld. En laten ze zich actief mengen in het maatschappelijk debat om dat zonder al teveel relativistisch voorbehoud te verrijken. Schoonheid en waarheid hebben ieder afzonderlijk hun betekenis. Dat moet vooral zo blijven.

Paul Dikker

Uit: Boekman nr. 58/59