'Hallucinant' Na
het zien van het werk van Paul Dikker in de Ateliers 2005 in Amstelveen
bleven de indrukken een tijd in me nazingen. De schilderijen van bergen
en plantfragmenten hadden me bij de kladden. Het verbaasde me dan ook niet om in een fragment van een interview met Paul te lezen dat hij in Noorwegen keihard werkt. Heel veel uren binnen, in zijn atelier, met zo min mogelijk bezoek. En dat een afgelegen plek in Noorwegen weinig wereldlijke verstrooiing biedt spreekt voor zich. Evident ook dat Paul zich wil ontdoen van onzin. Focus, contemplatie en onthechting kun je zien als het zuiveren van de geest van onzin. De prachtige, haarscherpe contouren en de afgewogen, soms pulserende kleurcontrasten in zijn schilderijen ontstaan alleen dankzij en door die manier van werken lijkt me. Wanneer je bijvoorbeeld je blik heel langzaam over de bergrug in ‘Rustpauze’ laat lopen, dan voel je dat iedere verandering in de lijn, de kromming en de schuinte absoluut geen toeval, maar pure scherpte en noodzaak tegelijk is. Echt. Aan zijn frisse, eigen, kleurgebruik en de composities met grote leegte beleef ik een essentiële kwaliteit. Wanneer je lang door een landschap wandelt en het kijkend in je opneemt, zijn er momenten waarin je interne visuele voorstelling ineens verandert. Van een ‘reële’ imprint van de verte, ‘buiten’, op je innerlijke beeldscherm blijkt je geest ineens co-creator te spelen. In een flits raken kleuren oververzadigd, gaan over in complementaire toestand of er zijn knisperende, oscillerende kleurranden op de scheidingsvlakken van de objecten waar te nemen. Het waargenomene transformeert heel even tot een psychedelische beleving van louter fysische prikkeling van de zenuwuiteinden op het netvlies. Een kort moment later kijken je ogen automatisch ergens anders naar, of je verinnerlijkt en er begint een nieuwe gedachtegang. Je benen bleven intussen rustig hun passen nemen. Er was een ervaring op het scherp van het zijn tussen waarnemer en het waargenomene. De beschreven waarnemingswisseling begeleidt het ‘tussen’ tussen jezelf als waarnemer en het waargenomene. In Pauls schilderijen zag ik de waarnemingswisseling als prachtige slow motion, als uitgestreken, vertraagde tijd. ‘Hallucinant!’ zou ik roepen als ik Vlaming was. Het als slow motion uitgestrekte ‘tussen’ dat Pauls schilderij weet op te roepen, plaatst je op het moment van kijken vrij tussen hem en het geschilderde onderwerp in. Het werk van Paul creëert op zo’n moment een enorme ruimte. Geoefende yogi’s schrijven een hoge kwaliteit van het ademen toe aan de mate waarin dit langzamer wordt, waarbij er een steeds langere tijd ontstaat tussen het moment waarin de inademing overgaat in de uitademing en vice versa. In een steile dynamiek van in- en uitademen - normaal ademen - is er een scherpe omslag in de sequentie. Wanneer het proces zich strekt in de tijd, wordt het omslagpunt tussen in- en uit- minder geprononceerd. Voor de duidelijkheid: het gaat hierbij niet om het 'inhouden' van de adem. In dit ‘tussen’ openbaart zich een universele en zuivere kwaliteit van zijn. Deze ervaringen liggen niet voor het oprapen, maar kunnen opkomen door toewijding, gerichte oefening, keihard werken. Alleen de geest die vrij is van ruis, komt tot deze beheersing. Van de adembeheersing van yogi's en het hele proces dat daarbij komt kijken zie ik hier een analogie met het werken dat Paul verricht. Maar daarbij komt het wonder van de kunst dat zich openbaart in de overdracht en transformatie van dat werk: de intensheid, toewijding en het vakmanschap waarmee Paul het waargenomene schildert sublimeren voor mij als kijker tot een ervaring daarvan in gestrekte tijd. In de galerie grasduinde ik wat in de aanwezige documentatie over Paul Dikker. Opeens viel me de volgende uitgelichte quote van Paul op: ‘Ik ben een wild dier.’ Op het eerste gezicht raar. Wilde dieren associeer je niet met toestanden die ik hierboven noem. Maar ik bedacht me later in een flits dat ik ook een wild dier ben: zijn prooi! Het terugkomende woord ‘onzin’ had ik ook onthouden uit de documentatie en daar ligt een verband. Ik vroeg me af of een wild dier wel onzin kent. Nee, het zou geen onzin kunnen verdragen! Okay. Het, in dit geval jagende en creërende, wilde dier is goed voorbereid. Het is ervaren, geoefend, gefocust - vrij van onzin. Het kansveld is de grazende kudde. In de beweging door het terrein, zoekend, werpt de prooi zich pas na verloop van tijd aan het jagende dier op. De prooi is het dier dat de collectieve obsessie van de kudde – gras – even verwisselt voor iets eigens en afdwaalt. Er volgt een perfect uitgevoerd, ingetogen maar hooggespannen toenaderingsproces. Sluipen. Explosieve brandstof voor de sprint. Iedere beweging wordt afgemeten, is naakte noodzaak in een trefzekere lijn naar de prooi. De spanningsboog die in het sluipen, keihard werken, ontstaat, neemt nu de apex in de flits waarin de motorzenuwen van de jager vuren voor het ontsteken van de sprint. Een fractie van een seconde hierna ontmoet de blik van het roofdier die van de door de plotselinge beweging geschrokken prooi. Roofdier en prooi vallen samen in een lucide moment waarin rollen volledig inwisselbaar lijken in een toestand van compleet één-zijn. … Zo val je traag ten prooi aan het schilderij. En zo ontmoet jouw blik die van de schilder. En ontstaat een ontmoeting die paradoxaal intiem en universeel tegelijk kan zijn. Jacco van der Linden is architect en ontwerper |