De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen organiseerde 13 februari jongstleden een ontmoeting tussen kunstenaars en wetenschappers. In de prachtige Rembrandtzaal van het Trippenhuis in Amsterdam kwam een klein gezelschap van zo’n twintig kunstenaars en wetenschappers bijeen. Centraal stond de stelling van de psycholoog prof. dr. W.A. Wagenaar (Faculteit der Kunsten; Universiteit Leiden) dat de scheiding tussen kunst en wetenschap onjuist is. In het essay ‘De grens tussen kunnen en weten’ betoogt Wagenaar dat het beeld van de rationele wetenschapper enerzijds en de bevlogen kunstenaar anderzijds een romantische karikatuur is. Deze karikatuur wordt door het onderwijs in kunsten en wetenschappen in stand gehouden waardoor studenten slecht voorbereid zijn op hun toekomstige werkzaamheden. Wagenaar pleit ervoor deze kunstmatige scheiding tussen kunst en wetenschap, kunnen en weten, op te heffen. Naast prof. dr. L.A. Peletier, hoogleraar wiskunde aan de Universiteit Leiden, werd ook aan Paul Dikker, politicoloog en beeldend kunstenaar te Amsterdam, een reactie gevraagd op de stelling van Wagenaar. Hieronder volgt het standpunt zoals dat door Paul Dikker werd verwoord.

DE MUREN TUSSEN KUNST EN WETENSCHAP

Om te beginnen wil ik graag een enkele kanttekening maken bij de veronderstelling van Wagenaar dat er een karikaturaal en onjuist beeld over kunst en wetenschap zou bestaan.
Bij wie bestaat dit onjuiste beeld? Toen ik in 1978 als achttienjarige jongen politicologie aan de UVA ging studeren had ik inderdaad een stereotiep beeld van de wetenschap. Als zou de wetenschap op eenduidige wijze ware kennis verschaffen over de maatschappelijke constellatie. Mij bleek al snel dat die verwachting niet klopte. Binnen de politicologie bestonden op zijn minst twee omvattende en elkaar beconcurrerende stromingen, te weten de marxistische en de burgerlijke wetenschap (elite- en pluralismetheorieën). Iedere theorie gebruikte specifieke begrippen en die begrippen bepaalden het perspectief op de werkelijkheid en de kennis die verkregen werd. In de loop van mijn studie heb ik kennis genomen van verschillende disciplines en ben ik mij steeds meer gaan verdiepen in filosofische en wetenschapstheoretische vraagstukken. Evident was dat een eenvoudig beeld over ‘waarheid als toets voor wetenschap’, zoals Wagenaar het formuleert, in het geheel niet vol te houden was. Toen ik een jaar later aangenomen werd op de avondopleiding van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, verbond ik kunst inderdaad meer met vaardigheden dan met weten. Ik had geen idee wat schilderkunst behelsde. Ook daar werd mij echter vrij snel duidelijk dat er een grote verscheidenheid aan stromingen en opvattingen bestond; iedere benadering had een eigen interpretatie van de werkelijkheid hetgeen tot uitdrukking kwam in de bijzondere vorm van het kunstwerk.
Het onderwijs schoot dus wat dit betreft noch aan de universiteit, noch op de academie tekort. Aanvankelijk onjuiste verwachtingen werden binnen een jaar gecorrigeerd. Wil Wagenaar soms de buitenwereld ervan overtuigen dat kunst en wetenschap vele overeenkomsten heeft en zo ja, met welk doel? Mij lijkt de voorstelling van Wagenaar zelf enigszins karikaturaal, enkele uitzonderingen in de vorm van wereldvreemde ouderwetse ambachtslieden en verstokte positivisten daargelaten.

Na deze inleidende opmerking zou ik nu in het kader van de demarcatieproblematiek enige overeenkomsten tussen kunst en wetenschap willen bespreken.
De nuancering moet wellicht gemaakt worden dat het hier naast de vrije kunst ook de vrije varianten van de wetenschap betreft, dus filosofie en meer theoretische en fundamentele gebieden van de vakwetenschappen.
- Wagenaar combineert het kunnen en het weten. Geen kunnen zonder weten; geen weten zonder kunnen. Deze terreinen behoren traditioneel tot de ars, daar waar kunnen en weten door praktische toepassing en oefening van een logisch en kenbaar systeem tot maaksels leiden. Wat ik mis is iets als intuïtie, gevoel of dat wat in de Renaissance de goddelijke inspiratie is gaan heten, het ingenium of genie. Of en in hoeverre deze inspiratie van belang is bij het scheppingsproces breng ik in voor de discussie. Het gaat te ver om dit begrip als romantisch overboord te zetten aangezien het ook vóór de Romantiek lange tijd zeggingskracht heeft gehad. Als we over kunst en wetenschap spreken moet in ieder geval deze beide kanten van het creatief proces besproken worden.
- Daarmee is de term creativiteit gevallen. Creativiteit lijkt mij in beide domeinen van belang, zo niet constituerend. Inspiratie valt niet samen met creativiteit; veeleer is zij onderdeel van het creatief proces, dat in kunst en wetenschap op gelijksoortige wijze plaats heeft. Binnen dat creatief proces zijn verschillende fasen te onderscheiden: bewuste voorbereiding (uitgangspositie); incubatie (mogelijkheden van kunstenaar, hypothesen van wetenschapper) ; inspiratie (inval, inzicht,ontwerp) en verificatie (reflectie,verankering). Dit proces verloopt niet lineair maar er is sprake van dynamisme en gelijktijdigheid.
- Creativiteit gaat verder dan de door Wagenaar gepostuleerde probleemoplossing. Met het formuleren van de vraag is het antwoord al gegeven en inzake kunst verloopt het maakproces niet altijd even doelgericht. Er is ook sprake van groei. Daarnaast, wellicht zelfs er tegenover, is er het aspect van brainstormen, het vrij en ongeremd associeren zonder al te omlijnd doel. Ten derde noem ik hier het non-conformisme dat een bijdrage kan leveren aan creatieve processen: idealiter hebben kunstenaar en wetenschapper een kritische, open en onafhankelijke instelling waarbij een positieve waarde wordt toegekend aan aarzelingen en risico’s. Positief geformuleerd: kunstenaar en wetenschapper zijn origineel, oorspronkelijk en op vernieuwing gericht.
- Kunst en wetenschap zijn de belichaming van het hogere, het absolute, het oneindige, het volmaakte. De ballonnen met het opschrift ‘liefde voor de wetenschap’die vanmiddag tijdens de demonstratie voor het wetenschappelijk onderwijs werden meegedragen waren niet rood maar wit gekleurd. Wit als symbool voor de maagdelijkheid, zuiverheid en de dood (oneindigheid). Het gaat om het overstijgen van het toevallige, het gebrokene en gefragmenteerde, het plaats- en tijdgebonden zijn. Tegenstellingen worden opgeheven en in een hoger verband tot eenheid gesmeed (vgl. A. Tarkovski-De verzegelde Tijd ). Volgens S. Dresden komt dit voort uit melancholie en de heimwee die daaruit ontstaat naar paradijselijk geluk. Hij spreekt in dit verband van de ‘melodie der verte’.
- Van kunstenaar en wetenschapper vraagt dit een zekere mate van zelfoverwinning (de schoonheid en waarheid dicteren uiteindelijk hun handelen) en overgave/ontpersoonlijking (Om met Reve te spreken: “alles voor Matroos Vos”).
- Hieruit volgt een zeker amoralisme, misschien zelfs een immoralisme in uitzonderlijke gevallen. Alles moet onderzocht en uitgevonden kunnen worden (genetische bepaaldheid, de atoombom), alles moet uitgedrukt kunnen worden (‘het vuil, de stad en de dood’, bloedige performances, schilderijen en films over moord en verkrachtingen).
Tot zover enkele aanvullingen op Wagenaar voor wat betreft de overeenkomsten van kunst en wetenschap (vgl. voor nadere beschouwing S. Dresden-Wat is Creativiteit?).

Verschillen zijn er echter ook en daar moeten we niet al te lichtzinnig mee omspringen.
Terug naar de eigen ervaring. Een wetenschappelijke loopbaan heb ik niet nagestreefd omdat ik niet inzag op welke gronden ik kon kiezen voor een bepaald theoretisch uitgangspunt. Toen ik voor de kunst koos dacht ik te weten dat mij over een aantal jaren hetzelfde zou overkomen; dat ik op een punt zou komen waarop ik een voor mij onmogelijke, artificiële keuze zou dienen te maken voor één benadering. Verrassend genoeg is dat nu niet gebeurd. En niet alleen omdat ik meer talent zou hebben voor kunst dan wetenschap. Maar zeker ook omdat hier verschillen tussen beiden aan het licht komen.
- Gaat het in de wetenschap om de omschrijving en verklaring van de werkelijkheid (als ervaringsobject), in de kunst gaat het om de uitdrukking van een werkelijkheid (als expressiemogelijkheid), namelijk die van de kunstenaar.
- De werkelijkheid van de wetenschapper wordt ont-dekt en ont-sloten, die bestaat dus reeds; de werkelijkheid van de kunstenaar wordt voortgebracht, bezield en aan de wereld geschonken. Ik breng het maar in als discussiepunt.
- De wetenschapper maakt aanspraak op waarheid, de kunstenaar op schoonheid. Ik denk dat de wetenschappelijke aanspraak pretentieuzer in de breedte is (algemener in zijn bereik), de esthetische aanspraak pretentieuzer in de diepte (radicaler in zijn uniciteit).
- In de wetenschap gaat het om het thema en de beschrijving en verklaring daarvan, terwijl het in de kunst gaat om de wijze waarop, de vorm waarin het thema wordt uitgedrukt. De wenende vrouw van Picasso onderscheidt zich qua thema in niets van het zigeunermeisje met de traan. Het is de vorm die het verschil uitmaakt.
- Daaruit volgt dat de waarde van de wetenschap verbonden is met de verklarende kracht die op dat moment gegenereerd wordt. Wetenschap is cumulatief en daardoor tijdgebonden. Kunst daarentegen gaat over de vorm waarin de beleving van de werkelijkheid door de mens wordt uitgedrukt. Een schone vorm is genietbaar door de tijden heen; zij is tijdloos.
Tot zover enkele verschillen.

Graag wil ik tot besluit een enkele concluderende opmerking maken.
Ondanks overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen kunst en wetenschap. Laten we de eigenheden van de werkterreinen vooral in hun waarde laten. Inspirerende modellen, wat ik me er ook bij moet voorstellen, zijn altijd welkom. Kunst binnen de universiteit halen kan geen kwaad, academisch denken onderwijzen op een kunstacademie netzomin. Ook het tussengebied kan benut worden. Deze bijeenkomst is daar een voorbeeld van. Een boek als Massa en Macht van Elias Canetti beschouw ik als een ander voorbeeld. Niettemin moeten we de muren behouden en de grensvervaging tegengaan. Beoordelingscriteria zijn al moeilijk genoeg op te stellen binnen één werkterrein, grensvervaging leidt tot crisis (Zie het zojuist verschenen boekje Kunst in Crisis; zie ook de discussie over kwaliteit en beoordeling in het Boekmancahier nr.54).
Wetenschap moet naar een adequate beschrijving en verklaring van de werkelijkheid zoeken met de hoogste pretenties. Als we daarentegen een subjectivering van de wetenschap bepleiten, in hoeverre kan dan nog van weten en wetenschap gesproken worden? Wat voor consequenties heeft dat voor de criteria op grond waarvan kennisaanspraken op waarheid worden getoetst? Hoe zin en onzin van elkaar te onderscheiden?
De kunst moet zich met vorm en schoonheid bezighouden, in welke vorm dan ook. Laten we vooral ook de muren in stand houden om er voor te zorgen dat de kunst zichzelf niet belachelijk maakt met ongeschoold pretentieus engagement en uitspraken over actuele maatschappelijke thema’s waar zij niets van weet.


Paul Dikker